Factoren die bij het ontstaan van angst een rol spelen

a. Leertheoretische factoren:
Het leertheoretisch model geeft aan dat het gaat om leerprocessen. Watson en Rayner, twee onderzoekers slaagden erin een gezonde baby te veranderen in een fobische baby (over de ethische zaken wil ik het nu niet hebben) door het volgende experiment: Kleine Albert, die nergens bang voor was, behalve voor hard geluid, een normale angst op die leeftijd (1 jaar), mocht met een rat spelen. Albert was niet bang voor de rat. Wanneer men de aanwezigheid van de rat samen liet gaan met een hard geluid, werd Albert bang, in eerste instantie voor het geluid, en na zeven maal reageerde hij met angst bij het zien van de rat. Daarna kon zonder dat geluid werd gebruikt angst worden opgewekt door de rat te tonen. Door de angstaanjagende stimulus (het geluid) te combineren met een niet angstaanjagende prikkel (de rat) kon de angst overgedragen worden. Deze gebeurtenissen staan bekend als een klassiek conditioneren (Pavlow experimenten). De angst kon gegeneraliseerd worden naar bont, wol, een hond etc.

Deze theorieën gaan vooral op voor de enkelvoudige fobieën. Bij de andere fobie en is het wel wat ingewikkelder. Wanneer men angst voelt in een lift, toen deze bleef steken tussen de eerste en tweede verdieping en men in paniek raakte, kan vanwege het feit dat het in de lift plaats vond, voortaan de lift een angstreactie oproepen. Je zou kunnen zeggen, dat de lift voor deze persoon bedreigend is geworden, zo heeft hij dat geleerd door conditionering. Wanneer men de kans krijgt de angstige situatie te ontvluchten, met als doel de angst te reduceren, bevordert dit het angstig worden voor de lift. Tevens is het een positieve bekrachtiger (ook wel een bevorderende stimulans): vluchten werkte in die zin dat daarmee de angst minder werd (het doel) . De volgende maal zal men dit dan weer doen. Ook dat heeft men dan geleerd. Is men angstig en men neemt een kalmerend medicament, heeft dit de- zelfde werking als vluchten. Men zal dan de volgende maal sneller een pil willen nemen. Ook kunnen traumatische ervaringen in de jeugd fobieën op latere leeftijd uitlokken door een herhaling van een nare gebeurtenis, b.v. een ernstig verlies of dreiging ervan.

b. Biologische factoren:
Verschillende onderzoeken hebben aangetoond, dat mensen met paniekstoornissen, agorafobici en sociaal fobici een verhoogd arousal niveau hebben, zeg maar staat van verhoogde paraatheid. Een aanlegfactor speelt een belangrijke rol. De ene mens is van nature (lees qua biologische aanleg) gevoeliger voor angst dan een ander.
Een en ander hangt ook samen met de bouwen functioneren van het zenuwstelsel, de gevoeligheid voor angst verschilt per individu.
In de hersenen bevinden zich vele elektrische draden, cellen en schakelingen. Een belangrijk deel van deze schakelingen wordt gevormd door de zogenaamde neurotransmittors, dit zijn stoffen, die onder invloed van elektrische prikkels gevormd worden en een andere zenuwcel chemisch prikkel een, waarna dit signaal weer wordt vertaald in een elektrisch signaal. Op deze wijze kunnen prikkels worden doorgegeven. Diverse psychiatrische ziekten, waaronder ook de angst- stoornissen zijn het gevolg van het uit balans raken van dergelijke neurotransmittor systemen. Het is echter een zeer ingewikkeld geheel, dat zich moeilijk laat onderzoeken. We weten veel, maar de hersenén blijven een ondoorgrondelijk orgaan.

<Terug naar boven>

c. Genetische (erfelijke factoren):
In hoeverre erfelijke factoren een rol spelen is helaas niet duidelijk. Ik geloof zelf, dat de aanleg voor het krijgen van aandoeningen, ook die van angst, waarbij ik vooral denk aan de paniekstoornissen, voor een gedeelte erfelijk is. Ons gestel wordt tenslotte in belangrijke mate ontwikkeld onder invloed van de genen, die we van vader en moeder hebben meegekregen.
Echter een complicerende factor is de opvoeding. Heeft moeder last van paniekaanvallen met fobische klachten, dan worden kinderen geconfronteerd met de gevolgen hiervan, en het kind ook angstig maken' voor bepaalde situaties. Het is moeilijk uit te maken of dan de erfelijke factoren een rol spelen of die van de opvoedingssituatie. De waarheid zal wel in het midden liggen. Beide factoren spelen mee.

Psychodynamische visie:
Dit is de visie die zich bezig houdt met het onderbewustzijn van de mens. Eeuwen heen heeft de mens zich afgevraagd waarom hij of zij dingen doet, of dingen niet doet. Ons onderbewustzijn speelt een belangrijke rol. Het gedrag dat we vertonen wordt door diverse motieven bepaald, ook onderbewust, d.w.z. motieven die we op het eerste gezicht niet weten, maar we kunnen ontdekken, bijvoorbeeld in een behandeling. Vooral Sigmund Freud, een zeer bekende psychoanalyticus heeft zich met dit onderwerp bezig gehouden. De mens heeft behoeften, of driften zoals hij ze noemde (b.v. honger, seksuele drift, agressieve drift etc.) en daarnaast bezit hij een geweten. Met het geweten bedoelen we de aanwezige ge- en verboden die we al dan niet bewust hanteren. Wat we willen en wat we mogen moet in goede banen worden geleid, van waaruit sociaal acceptabel 'gedrag zal volgen. Wanneer bepaalde driften te sterk zijn, het geweten streng is,dus wanneer de balans niet in evenwicht is, ontstaan er problemen, conflicten zoals dat ook wel heet. Wanneer deze conflicten , of de betrokken impulsen bewust dreigen te worden, ontstaat er angst. Aangezien de mens de natuurlijke drang heeft angst te verminderen, staan ons diverse afweermechanismen ter beschikking, met als doel de angst onder controle te houden. Wanneer deze mechanismen onvoldoendé zijn, of de conflicten/impulsen te sterk zijn, raken we uit balans en dit gaat op zich dan weer gepaard met allerlei symptomen, waarvan angstklachten een belangrijke groep is. Fobieën kan men in dit licht zien als een mechanisme van onze geest de ontstane diffuse angst te binden, door het te richten op iets bepaalds, zoals hoogte, engte, straat, een winkel etc. Door dé koppeling van een bepaalde situatie of dier, voorwerp kan de aanwezige angst worden gebundeld en dus makkelijker worden verminderd, b.v. door het vermijden van de situatie, het dier waarvoor men bang is geworden.
Laat ik trachten een en ander duidélijker te maken door een voorbeeld:
Een vrouw van 45 jaar, gehuwd en twee kinderen, komt uit een gezin waar geleerd werd, dat emoties niet mochten worden geuit, omdat het slecht voor je was, het toch niets hielp en als aanstellerij werd gezien. Zij leerde zo, dat ze een emotie (verdriet, boosheid) niet mocht, kon uiten aangezien hierop zeer negatief werd gereageerd. Het uiten van boosheid zou voor haar (in haar beleving) dus liefdesverlies van haar ouders opleveren. Dat nooit, dus moest zij haar boze gevoelens en gedachten wel wegwerken in haar geest, door ze af te weren. Toen in haar huwelijk haar echtgenoot steeds lastiger werd door drankmisbruik, en de situatie voor haar ondraaglijk werd, kreeg zij plotseling angstaanvallen. Zij durfde niet meer alleen te blijven en niet meer de straat op. Met haar man durfde ze nog wel. Wat leert ons dit voorbeeld. Allereerst heeft U gehoord dat er vanuit de opvoeding een conflict aanwezig was. Haar gevoelens (driften) mogen niet {streng verbod). Boosheid onder andere weerde zij uit haar bewustzijn. Zij uit dit nooit, wanneer je er naar vraagt, ontkent ze dat ze boos is. Het conflict in haar geest is onbewust aanwezig. Toen haar man steeds lastiger werd, werd zij in .haar onderbewustzijn steeds bozer, dus moest zij steeds meer afweren, totdat het opeens niet meer ging en er dus een heftige angst ontstond, die op zich weer onder controle werd gehouden doordat haar geest de angst koppelde aan naar buiten gaan. Tevens is deze fobie dan een poging haar man te binden, zodat zij haar onbewuste verlang~n hem te verlaten kon afweren. Verlaten van hem zou betekenen, dat haar boosheid bewust zou worden en zij er iets mee zou doen, hetgeen,haar geweten haar had verboden.
U ziet een ingewikkelde kluwen met conflicten, waarvan zij alleen de angstklachten daadwerkelijk voelde. Het conflict was niet duidelijk voor haar, niet bewust. Met de fobie boekt zij dus een bepaalde winst, n.l. het verminderen van de angst. Natuurlijk is dit geen goede manier van oplossen, omdat de fobie zelf zoveel consequenties heeft, aangezien patiënte in haar sociale leven ernstig beperkt raakte. De psychodynamiek speelt in dit voorbeeld dus een belangrijke rol, het gaat om het ophelderen van de onbewuste conflicten die de cliënt heeft. Het zal duidelijk zijn, dat dit dus ook een belangrijk focus kan zijn voor de behandeling. Echter moet er bij vermeld worden dat fobieën/ angst op zich al weer zoveel klachten en beperkingen geven, dat een behandeling niet volstaan kan worden met het oplossen van de conflicten, maar er ook een en ander gedaan moet worden om de fobische angst te overwinnen. Zoals al eerder vermeld is er een leereffect opgetreden, dat weer ongedaan gemaakt moet worden.
<Terug naar boven>